Voor de productie van Bordeaux wijnen worden zes hoofddruivenrassen gebruikt, drie rode (66% Merlot, 22,5% Cabernet Sauvignon, 9,5% Cabernet Franc) en drie witte 47% Sémillon, 45% Sauvignon Blanc, 6% Muscadelle. Dankzij een uitstekende kennis van de soorten grond kon de selectie van de druivenrassen verder worden ontwikkeld om het aromatische karakter van de wijnen te optimaliseren. Complementaire druivenrassen, de zogenaamde "aanvullende druiven" Carménère, Petit Verdot & Malbec, die in kleine hoeveelheden worden toegevoegd, kunnen bij het samenstellen van een blend het karakter van de wijn nog verder verrijken.
Om een wijn te maken, worden de specifieke aroma's van elke druif gecombineerd. Een van de bijzonderheden van de Bordeaux wijnen is dat ze het resultaat zijn van een blend van meerdere druivenrassen. Elk druivenras heeft zijn eigen kenmerken, zijn terroir en zijn microklimaat. Uit de beheersing van deze goede combinaties komt het specifieke karakter van de Bordeaux wijnen voort.
Op basis van geografische factoren en geproduceerde typen wijnen onderscheiden we zes gebieden van Bordeaux: MÉDOC, BLAYE EN BOURG, LIBOURNAIS, ENTRE-DEUX-MERS, GRAVES EN SAUTERNES, BORDEAUX EN BORDEAUX SUPÉRIEURS.
In de 1e eeuw NC wordt de Biturica ontdekt. Dit druivenras is bestand tegen de strenge winters en rijpt voorspoedig onder de Romeinse bezetting. Na de neergang van het Romeinse rijk en 5 eeuwen invasies redden de monniken het genetisch kapitaal van de Biturica door percelen ervan te houden rondom kerken en abdijen.
In 1152 bezegelt het huwelijk tussen Eleanora, hertogin van Aquitanië en Hendrik Plantagenêt, toekomstige koning van Engeland, het lot van de wijnen van Bordeaux. Bordeaux vestigt een monopolie op de productie, verkoop en export naar Groot-Brittannië. De wijnbouw breid zich uit naar de omgeving van Fronsac, Saint-Emilion, Cadillac, Barsac, Langon etc.
De handelsstroom komt plotseling tot stilstand in 1453 door de bloedige Honderdjarige oorlog tussen Frankrijk en Engeland. In 1475 wordt de situatie weer normaal, Lodewijk XI geeft Britse schepen toestemming om terug te keren in de haven van Bordeaux. De handelsstroom krijgt echter niet haar eerdere omvang terug.
Een nieuw tijdperk van voorspoed begint in de 17e eeuw. Als belangrijke handelaren en kopers, begeleiden de Nederlanders de productie naar de eerste kwalitietswijnen, zoals de beroemde 'Ho-Bryan' die later Haut-Brion zou worden. Ze brachten innovatie, het steriliseren van vaten met zwavel om het behoud en het transport van de wijnen te vergemakkelijken.
In het begin van de 19e eeuw begint een nieuwe gouden tijd. De productie verdubbelt, de export verdrievoudigt en de Engelsen worden opnieuw belangrijke kopers. De kwaliteit ontwikkelt zich met de Classificatie van 1855. De oïdium, een vreselijke schimmelziekte, treft de wijnstreek omstreeks 1851. In 1857 wordt ontdekt dat bestuiving met zwavel de ziekte tot staan kan brengen. Tussen 1875 tot 1892 verwoest de druifluis de wijngaarden, die uiteindelijk worden gered door het enten van druiven uit de Bordeauxstreek op Amerikaanse wijnstokken die resistent zijn tegen de luis. Na de druifluis volgt de meeldauw. Deze schimmel wordt onder controle gebracht dankzij de ontdekking van de Bordeauxse pap (bouillie bordelaise), een mengsel van kalk en kopersulfaat.
In 1936 wordt het I.N.A.O. (Nationaal Instituut voor Herkomstbenamingen) opgericht met als doel waardeverhoging van de producten door verbeterde kwaliteit. Met het oogmerk om de knowhow van hun voorvaderen voort te zetten vindt de nieuwe generatie Bordeauxse wijnbouwers de juiste compromissen tussen tradities en moderniteit.